Generaliseren

Generaliseren is het vermogen om wat in één situatie is geleerd in andere situaties te kunnen toepassen. Problemen daarmee hebben diverse gevolgen voor de inrichting van leersituaties en het toepassen van wat men heeft geleerd in het algemeen.

Mensen met autisme hebben daar vaak grote moeite mee. Een (vergaand) voorbeeld is kinderen die leren rekenen met behulp van plaatjes, bijvoorbeeld: 2 tijgers plus 3 tijgers is 5 tijgers. Sommige autistische kinderen begrijpen dit wel maar snappen niet dat hetzelfde geldt voor glazen limonade. Hun ontgaat het algemene principe van 2 plus 3.
Temple Grandin bv, een van de beroemste mensen met autisme vertelt dat haar (fotografische) geheugen beelden bewaart van elke kat of kerktoren die zij ooit heeft gezien en dat zij niet beschikt over een ‘gegeneraliseerde kat’ of kerktoren.

Dit onvermogen heeft te maken met problemen met abstracties. Sommigen met autisme zijn geneigd alleen het concrete te zien en hebben het moeilijk (of zijn helemaal niet in staat) om het algemene principe te vatten. Deze problematiek wordt in verband gebracht met ‘overselectiviteit’, bijna een ander woord voor ‘zwakke Centrale coherentie‘ waarbij de details zo op de voorgrond staan dat het geheel buiten beeld blijft. Hoe meer men geneigd is kleine verschillen tussen situaties op te merken en uit te vergroten, hoe moeilijker het generaliseren wordt; generaliseren vereist immers juist dat men uitgaat van de overeenkomsten tussen situaties. (Zie Brown & Bepko, 2012, voor een overzicht.)

Wat men heeft geleerd blijft daarom ‘plakken’ aan de concrete situatie waarin de ervaring plaatsvond. Voor veel mensen met autisme wordt de leerervaring niet geassimileerd tot een abstracte ervaring. Zo’n ‘assimilatie tot abstracte ervaring’ maakt het mogelijk dat een vaardigheid toepasbaar wordt in eindeloos gevarieerde omstandigheden. Als deze vaardigheid zeer beperkt of afwezig is, verdienen trainingen in de alledaagse werkelijkheid de voorkeur boven die in kunstmatige omstandigheden. Maar niet iedereen met autisme is in staat om in de alledaagse werkelijkheid te functioneren; voor hen zijn kunstmatige omstandigheden die de sociale werkelijkheid zo goed mogelijk benaderen de beste optie.
Elders worden dilemma’s besproken. Daaronder een essentiële vraag achter autisme-vriendelijke architectuur: hoe ver kan of moet men gaan met aanpassing van de omgeving aan de beperkingen van het autisme? Bij mensen met generalisatieproblemen is dat een belangrijk argument om die aanpassingen zo beperkt mogelijk te houden.

 

*Brown & Bepko

Brown, S.M., J.M. Bebko, ‘Generalization, overselectivity, and discrimination in the autism phenotype: A review.’ In: Research in Autism Spectrum Disorders 6 (2012) 733–740.
Temple Grandin
Grandin, Temple, Thinking in Pictures. And Other Reports from My Life with Autism, New York, Vintage Books, (1995), second edition, January 2006. PDF

 

error: