Ruimtelijke eigenschappen van het klaslokaal

Ruimtelijke eigenschappen van het klaslokaal

Aanbeveling 40
Zorg voor een ruim lokaal met prettige ruimtelijke eigenschappen en goed overzicht

Hoofdstuk (thema)
Bouwen en indelen (schoolklassen)

Wegens
schakelen, Centrale coherentie, overprikkeling

Teneinde
een vertrouwde, veilige leersituatie te creëren.

Uitwerking
Leerlingen met autisme geven overwegend de voorkeur aan een eigen vaste plaats met een goed overzicht door bijvoorbeeld met de rug naar een muur zonder deur of raam te zitten. Dit heeft te maken met het verminderde voorstellingsvermogen waardoor wat men niet kan zien, zoals een deur, de situatie onvoorspelbaar maakt: er kan zomaar iemand ‘uit het niets’ opduiken, hetgeen extra onveiligheid of onrust veroorzaakt. Dit probleem is verwant met moeite met schakelen. In een klaslokaal is doorgaans slechts gedeeltelijk mogelijk om aan deze beperkingen tegemoet te komen. Daarom worden vaak aanvullende maatregelen getroffen, met bv. kamerschermen. Zie daarvoor aanbeveling 30, “Zones” in de klas. Ook de plaats in de klas maakt uiteraard veel uit.
Omdat autistische leerlingen meestal moeite hebben om tot een totaalbeeld te komen (zwakke Centrale coherentie), dient het grondplan van het lokaal zo logisch en ‘leesbaar’ als mogelijk te zijn. (Wat men hieraan met de inrichting kan bijdragen, wordt in het betreffende hoofdstuk behandeld, o.m. in aanbeveling 92.)

Voor jonge leerlingen met een ernstig autisme doen McAllister & Maguire een aantal aanbevelingen. Zij hanteren het begrip ‘volumetrische expressie’ (volumetric expression). Zij zeggen: “Mensen kunnen zich anders voelen, en daardoor anders reageren op afzonderlijke ruimten met een andere aard. (…) Een ruimte kan intiemer gemaakt worden door het gevoel van beslotenheid te versterken; zo kan het verlagen van een plafond helpen om een gevoel van rust te bevorderen. Omgekeerd kan de openheid worden versterkt of kan men het plafond op een bepaalde plek verhogen waardoor het gevoel van vrijheid wordt bevorderd hetgeen meer fysieke activiteit en andere uitingen kan versterken.”

Ruimte (en beslotenheid)
Het voorgaande citaat laat het spanningsveld zien tussen groot en besloten. Enerzijds is groot goed. Vijf van de zeven auteurs van de kernliteratuur leggen veel nadruk op ‘ruimhartige ruimtenormen’. Hoe groter de ruimte hoe minder geconcentreerd de zintuiglijke prikkels zijn waaraan men bloot staat zodat het risico op overprikkeling verminder wordt. De beslotenheid die ook nodig is, kan – zoals eerder opgemerkt – met behulp van zones in de klas worden bewerkstelligd.

*McAllister & Maguire

McAllister, Keith and Barry Maguire, ‘Design considerations for the autism spectrum disorder-friendly Key Stage 1 classroom’, In: Support for Learning 27(2012)3, 103-112.
 kernliteratuur
Zie punt 5 aldaar.

 

error: