Thema ‘lawaai en akoestiek’

‘Lawaai en akoestiek’ is een thema bij de hoofdstukken ‘bouwen en indelen’ en ‘inrichting’ en betreft vooral scholen. (Zie hier voor literatuur en enkele technische opmerkingen.)

LAWAAI OP SCHOOL
Alle leerlingen hebben op school te maken met drie bronnen van geluid: van buiten, van apparatuur zoals ventilatiesystemen en van leerlingen en leerkrachten zelf. Op de Nederlandse (en de meeste westerse) scholen is het gecombineerde geluidsniveau verontrustend hoog. Hiervan heeft een flink deel van de leerlingen last; het laat zich raden hoe dat is voor autistische leerlingen die daarvoor overgevoelig zijn.

Het geluid van buiten wisselt sterk per school, want hangt uiteraard af van de aanwezigheid van geluidsbronnen in de buurt, zoals autowegen en ook van de geluidsisolatie en de akoestiek. Uit een groot Duits onderzoek blijkt dat het goed mogelijk is om met geluidswerende en akoestische maatregelen een muisstille situatie in de klas te bereiken. (Zie hier voor lectuur en technische aspecten van geluidsoverlast op school.)
Engels onderzoek laat zien dat zelfs in de meest stille klassensituaties de geluidsnorm voor achtergrondgeluid al wordt overschreden, in de meest lawaaiige situaties zelfs met 50%.

Wat de geluidshinder van met name ventilatiesystemen betreft, blijkt uit representatief onderzoek bij 120 klaslokalen van 60 Nederlandse basisscholen dat de apparatuur in een lege klas in 47% van de gevallen boven de geluidsnorm van 35 decibel kwam.
Het grootste probleem is het geluid van kinderen en leerkrachten zelf, waarmee tegelijk het cruciale belang van de akoestiek van het klaslokaal is aangegeven – zie hierna.
Het Duitse onderzoek vermeldt een studie waaruit blijkt dat 81% van de leerkrachten het geheel of gedeeltelijk eens is met de uitspraak “Ik word gestrest van het lawaai dat leerlingen maken.”

De genoemde Engelse studie onderscheidde zes activiteitenniveaus, van een proefwerk maken tot groepswerk met beweging. In de meest stille situatie was het geluidsniveau nog altijd 56 decibel en in drie van de zes situaties boven de 72 tot 77. Om in die laatste situaties nog iets te kunnen verstaan zou de leerkracht zijn stem (plus 15 decibel) tot 85 en 92 decibel moeten verheffen, een hoger geluidsniveau dan een Dieselvrachtwagen op 10 meter afstand produceert. Alle aanwijzingen duiden erop dat het in Nederland niet veel beter is.

De Gezondheidsraad sluit zich aan bij de Nederlandse en internationale norm van 35 decibel in klaslokalen. Daarboven kan volgens de Raad ‘een verminderde ‘spraakverstaanbaarheid’ optreden en daarmee een verstoring van de informatieoverdracht en -verwerking. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige groepen, zoals leerlingen en leerkrachten met gehoorproblemen en (anderstalige) leerlingen met taalproblemen.”

Erg veel leerlingen met autisme kunnen tot deze ‘gevoelige groepen’ worden gerekend: lawaai op school is voor hen dus een zeer serieus probleem.

Over het geluidsniveau in het Nederlandse Speciaal Onderwijs is weinig tot niets bekend. Afgezien van het waarschijnlijk hogere geluidsniveau van SO-leerlingen, zijn kleinere klassen een belangrijke factor. Volgens het Engelse onderzoek produceert een klas met 30 leerlingen twee keer zoveel lawaai als een met 18. Hierin ligt overigens een argument voor kleinere klassen in het algemeen.

NAGALM EN AKOESTIEK
Nagalm wordt uitgedrukt in de tijd die verloopt tussen het uitschakelen van een geluidbron en het moment dat het geluidniveau met 60 dB is gedaald. De nagalmtijd is een maat voor de geluidabsorptie van een ruimte. (Hier gebruikte literatuur en wat specifieke informatie over lawaai kan hier worden gevonden.)
De akoestische kwaliteiten van ruimtes zijn in het algemeen belangrijk, en in het bijzonder in klaslokalen; we behandelen beide achtereenvolgens.

Algemeen
Nagalm is een aspect van leefgeluiden, dat wil zeggen dat geluid weerkaatst en langer aanhoudt in ruimten met de naam noise-spaces.
Een architect met veel ervaring op dit terrein zegt:
“Nagalmtijd kan overlast veroorzaken. Een ruimte zou akoestisch niet ‘droog’ moeten zijn, dat is onaangenaam. Geluid kun je via plafond, muren en vloeren dempen met akoestisch materiaal. Ook materiaal van de inrichting draagt bij aan het absorberen van geluid; dikke gordijnen in plaats van luxaflex en stoffering van meubels.”

Een speciale reden om ‘akoestisch droge ruimten’ te vermijden of – als ze er eenmaal zijn – de nodige maatregelen ertegen te nemen, is dat akoestiek bijdraagt aan verwarring over de herkomst van geluiden. Mensen met autisme hebben meestal meer moeite met de herkenning van geluidsbronnen en bij hen is de verwarring dan ook groter dan bij anderen. Zulke verwarring draagt sterk bij aan de ervaren overlast; men kan zelfs zeggen dat geluid in veel gevallen in lawaai verandert wanneer die verwarring optreedt.

Ter illustratie wat een vader over zijn autistische zoon vertelt:
“Geluid dat voortkomt uit bijvoorbeeld de deurkastjes of van een harde vloer, een passerende trein, de koelkast die aanslaat, brommers, het zijn voor hem de verkeerde prikkels: opeens komt het geluid opzetten en hij kan de geluiden niet thuis brengen, niet verklaren waardoor er geluid is.”

In dit citaat worden bijna alle manieren waarop mensen met autisme last kunnen hebben van geluid aangestipt. Hier gaat het vooral om het geluid van deurkastjes en een harde vloer in ruimten waar de nagalmtijd lang is.

Op school
Akoestiek is speciaal belangrijk in klaslokalen.
De belangrijkste bron van lawaai in schoolklassen zijn meestal de leerlingen en leerkrachten zelf. (Zie hier.) Behalve door middel van drastische klassenverkleining is verbetering van de akoestiek verreweg het beste middel. Akoestische maatregelen hebben een bewezen positieve invloed op het aantal ‘rustige lesuren’ en de werk-gerelateerde stress van leerkrachten.

Zeven soorten maatregelen
We onderscheiden vooralsnog zeven (soorten) maatregelen tegen geluidsoverlast op school. Eén: vermijd scholen waar de geluidsoverlast groot is. Denk aan: locatie, klassengrootte en de maatregelen die scholen nemen. Twee: geluidsisolatie is voor scholen met autistische leerlingen een nog grotere must dan het toch al is; de technische mogelijkheden tot afdoende geluidsbeperking bestaan. Ten derde: het bestrijden van nagalm verdient een zeer hoge prioriteit. Vier: het geluidsniveau van apparatuur, met name ventilatiesystemen moet laag zijn. Vijf: zorg dat de leerlingen zo goed mogelijk van de aard en herkomst (inclusief henzelf) van het lawaai op de hoogte zijn. Zes: creëer mogelijkheden voor leerlingen om te allen tijden aan ondraaglijk lawaai te kunnen ontsnappen. Leerlingen met ondraaglijke last van geluid moet worden toegestaan met behulp van een koptelefoon of verglijkbare middelen het lawaai te neutraliseren of te overstemmen (bv met eigen muziek).

Een heel praktische maatregel is tenslotte om kinderen die het meeste moeite hebben de leerkracht te verstaan een plaats dichtbij hem of haar te geven.

 

*Gezondheidsraad

Zie Binnenluchtkwaliteit in basisscholen. Den Haag, Gezondheidsraad, 2010. (download hier).
bewezen
Oberdörster, Markus en Gerhart Tiesler, Akoestiek in Moderne Onderwijsgebouwen. Over pedagogische trends, ruimte akoestiek, gezondheid leraren en gedrag leerlingen, Bremen, Universiteit van Bremen, Instituut voor interdisciplinair onderwijsonderzoek, 2006. PDF
hier
Shield, Bridget & Julie E. Dockrell, External and Internal Noise Surveys of London Primary Schools, London South Bank University, Faculty of Engineering Science and Technology, 2003
error: