Autisme kenmerken
Kenmerken die eisen stellen aan de gebouwde omgeving
Aangezien de DSM een classificatiesysteem is dat zeer weinig aanknopingspunten geeft voor de behandeling of de evaluatie ervan, stelt men bij het Dr. Leo Kannerhuis zogenoemde handelingsdiagnosen. Daarbij gaat men onder andere uit van twee reeksen kenmerken. De ene bevat de kenmerken van het autisme in strikte zin, de andere reeks zijn de zogenoemde egokenmerken. Deze reeksen kunnen worden beschouwd als ‘dimensies’ omdat ze min of meer onafhankelijk zijn van elkaar: men kan hoog scoren op de autisme-dimensie en laag op de ego-dimensie – en omgekeerd. Een zwakker ego komt bij autisme altijd wel in bepaalde mate voor, maar staat desondanks min of meer los van de ernst van het autisme.
Dit twee-dimensionale schema, ontwikkeld om tot een handelingsdiagnose te komen, wordt hier op een andere manier toegepast, namelijk om als gids te dienen voor aanpassingen in de gebouwde (en ingerichte) omgeving.
Autisme dimensie: |
Beperkingen in de sociale interactie:
Beperkingen in begrip/interpretatie van non-verbaal gedrag:
Beperkingen in de communicatie:
Stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten
Zelfredzaamheid |
Egosterkte-dimensie |
Executieve functies:
Regulatiemoeilijkheden:
Reality testing Gewetensontwikkeling Integratiefunctie Intelligentie
|
Apart benoemd/toegevoegd (los van de dimensies): |
|
|
Omerkingen:
- Op de eisen die aan gebouwen en hun inrichting kunnen worden gesteld, is dezelfde systematiek van toepassing. Die eisen variëren mee met ‘de scores’ op deze dimensies.
- In de context van architectuur en autisme worden nog zeven kenmerken aan het schema van het Kannerhuis toegevoegd. Zodoende ontstaat enige overlap tussen enerzijds ‘Beperkingen in begrip/interpretatie van non-verbaal gedrag’ en anderzijds de toegevoegde ToM. Het laatste kenmerk is smaller en een cognitief stijlkenmerk, terwijl het eerste een primair autisme-kenmerk is dat breder is en bijvoorbeeld ook gezichtsherkenning omvat.
- Onderdeel van de autisme-dimensie is ‘zintuiglijke gevoeligheid’ die in het algemeen mee varieert met de ernst van het autisme. Het belang ervan in de context van bouwen en inrichten wordt onvoldoende recht gedaan door het in dit schema met slechts één term aan te duiden. Zintuiglijke gevoeligheid speelt bij circa driekwart van de aanbevelingen een rol. Ongeveer 20% van alle aanbevelingen komt uitsluitend aan zintuiglijke problemen tegemoet. Binnen deze context is dan ook nogal wat nadere specificatie van ‘de zintuigen’ nodig.
Waar het autisme en de fysieke omgeving elkaar ontmoeten
Architectuur voor autisme speelt zich af (of zou zich moeten afspelen) daar waar deze kenmerken de gebouwde omgeving ontmoeten. Die ontmoeting doet zich globaal voor op drie domeinen:
- De fysieke en visuele structuur van de omgeving die helder en overzichtelijk moeten zijn. Hier staan vooral de problemen voorop die voortkomen uit een Zwakke Centrale Coherentie en zwakke Executieve functies.
- Rond over- en ondergevoelige zintuigen, die vereisen dat zintuiglijke indrukken worden vermeden, gedempt, afgeschermd of op een andere manier worden geminimaliseerd voor overgevoelige zintuigen. En het omgekeerde in het geval van zintuiglijke ondergevoeligheid. Zoals zojuist opgemerkt, speelt zintuiglijke gevoeligheid bij circa driekwart van alle aanbevelingen een rol. Ongeveer 20% is uitsluitend op de zintuigen gericht.
- In sociale mogelijkheden en beperkingen die de gebouwde omgeving met zich meebrengt. Vooral beperkingen in de sociale interactie en de communicatie stellen eisen aan de afmetingen en de rangschikking van ruimten in een gebouw. Terugtrekruimten zijn bijna altijd nodig. Waar meerdere mensen of groepen samen wonen, werken of leren stelt het gemeenschappelijk gebruik van ruimten en faciliteiten belangrijke eisen aan de (binnenhuis-)architectuur.
Nota bene: boven elke aanbeveling staan onder “wegens” de autistische en bijkomende kenmerken die het doelwit of de aanleiding zijn voor de voorgestelde ingreep. Het verband tussen de kenmerken en de ingreep is vooralsnog echter hypothetisch. Dat verband is vaak onproblematisch, zoals een geluidsmaatregel bij overgevoeligheid voor geluid. Maar het is ook vaak speculatief, zoals in het geval van overzicht bevorderen en Centrale coherentie en/of schakelvaardigheid. De precieze aard van veel verbanden tussen aanbeveling en autisme-kenmerken is niet bewezen. Een van de doelstellingen van deze site is om uiteindelijk meer helderheid te krijgen over deze verbanden, zodat idealiter van elke maatregel duidelijk wordt aan welke autistische kenmerken hij tegemoet komt.