Oriëntatie, overzicht

Oriëntatie in de ruimte – waar ben ik? – is een van de eerste dingen waar men bij bouwen en inrichten voor mensen met autisme aan moet denken. Dit onderwerp gaat naadloos over in navigatie – hoe kom ik waar ik moet zijn? – dat apart zal worden behandeld.

Achtergrond
Veel mensen met autisme hebben moeite met het verwerken van visueel-ruimtelijke prikkels. Zij worstelen daardoor met het ontwikkelen van de nodige visueel-ruimtelijke vaardigheden. Daaronder zijn het bewustzijn en de plaatsbepaling van het eigen lichaam in de ruimte, verbanden leggen tussen zichzelf en andere personen of objecten. Ook zogenoemde ‘hogere orde’ visueel-ruimtelijke vaardigheden waaronder de ervaring van constantheid van een ruimte en visueel-logisch redeneren laten vaak te wensen over.
Als gezegd ligt het probleem in de eerste plaats in de verwerking van visuele informatie over de ruimte; teneinde dit te compenseren maakt men om aan betrouwbare informatie te komen vaak meer gebruik van proprioceptie. Typisch autistisch gedrag als op de tenen lopen, met de handen wapperen, of vingers vlak voor de ogen bewegen zijn wel uitgelegd als manieren om zich ruimtelijk te oriënteren bij gebrek aan de visuele vermogens. Op die manier zoeken ze aanvullende zintuiglijke prikkels die kunnen vertellen waar ze zich in de ruimte bevinden.
Het autisme hoeft niet heel ernstig te zijn om toch aan mildere vormen van tekortschietende visuele ruimtelijke oriëntatie te lijden.

Maatregelen
In feite wordt met het bieden van ‘goede oriëntatie’ in dit verband bedoeld dat het bouwen en inrichten tegenwicht biedt aan de beperkingen die een goede oriëntatie in de weg staan. Daarbij moet men denken aan het scheppen van een heldere fysieke en visuele structuur.

We herhalen hier twee passages die ook voorkomen bij Centrale coherentie:
“Mensen met autisme zijn gemakkelijk gedesoriënteerd en herkennen mensen, objecten en situaties minder goed wegens hun afwijkende prikkelverwerking en de gebrekkige schema’s (‘kaarten’) in hun hersenen.”

“Het volgende citaat van Temple Grandin kan worden opgevat als een oproep aan iedereen die met bouwen en inrichten voor mensen met autisme te maken heeft:
“Handhaaf een stabiele, geordende en veilige omgeving. Het autistische kind kan eenvoudigweg niet functioneren als er teveel dagelijkse veranderingen zijn… Het autistische kind is niet in staat om orde in de wereld aan te brengen. Men moet die orde in zijn omgeving aanbrengen (…)”

Een ervaren architect noemt enkele principes die hij hanteert om de oriëntatie te verbeteren:
“Denk bij oriëntatie aan de leesbaarheid van een huis of gebouw. Wat zijn herkenbare begrippen? Een voordeur en achterdeur zijn over het algemeen zo’n herkenbaar begrip. Hier kun je als architect gebruik van maken. Materiaal en kleur kunnen helpen bij het verduidelijken van het kenmerk van een ruimte, bij het ordenen van een huis of gebouw. Het kunnen hulpmiddelen zijn voor mensen met autisme om functies van ruimtes van elkaar te onderscheiden en te duiden. Ook kun je denken aan een helder logisch grondplan zoals: je komt binnen in een hal waar je je jas op kunt hangen, je loopt door naar de keuken, vandaar loop je door naar de eettafel, daarna naar, enzovoort. De looprichting moet logisch zijn.”

Kortom: het creëren van maximaal overzicht is de eerste remedie tegen de genoemde autistische tekorten. Waar dit onvoldoende is, vormen visualisaties de tweede remedie.

visueel-ruimteljke prikkels

Voor meer hierover, zie Coulter, Rachel A., ‘Understanding the Visual Symptoms of Individuals with Autism Spectrum Disorder (ASD)’ In: Optometry & Vision Development, 40(2009)3, 164-175. (PDF) Aan dit artikel is deze passage ontleend.
 

 

error: