Veel meer over de zintuigen

Erg veel mensen met autisme hebben problemen met de verwerking van zintuiglijke prikkels; de schattingen lopen uiteen van circa 70 tot 97%. Hoe ingrijpender het autisme, hoe groter de zintuiglijke afwijkingen.
Bij mensen met autisme gaan er dingen verkeerd met de prikkelverwerking. Laten we daarom eerst een indruk krijgen van hoe dit werkt.

Verwerking van externe prikkels
Hoe verschillend onze zeven zintuigen ook zijn, de verwerking van zintuiglijke stimuli in de hersenen verloopt op dezelfde manier. Het begint altijd met een waarneming waarbij informatie uit de omgeving voor verwerking door het zenuwstelsel wordt opgenomen. Prikkels lopen van de receptoren (voelorgaantjes) naar de thalamus, een hersenkern die wel ‘de poort naar de hersenschors’ wordt genoemd. In de thalamus worden perceptuele prikkels geselecteerd (Dit geldt alleen niet voor reuk.) en vervolgens voor verdere verwerking doorgegeven aan diverse centra in de hersenschors die opdracht kunnen geven om bepaalde prikkels te onderdrukken of zich daarvan wel of niet bewust te worden. (Zie Dunn.)

Het doel van deze informatieverwerking is om het zenuwstelsel opmerkzaam te maken op deze prikkels omdat ze, vooral bij gevaar, aanleiding tot directe actie kunnen zijn. Ten tweede worden er ‘kaarten’ (representaties van interne en externe situaties) samengesteld waarmee het zenuwstelsel kan organiseren en plannen.

De hersenen gebruiken diverse mechanismen om zeker te stellen dat de ontvangen en verwerkte informatie het meest nuttig is voor het functioneren. Een daarvan is onderdrukking van minder belangrijke stimuli, om de belangrijkste de nodige aandacht te kunnen geven. Een ander is handhaving van de balans tussen activiteit en passiviteit.

Sommige hersendelen behartigen de verhoging van het activiteitenniveau, andere verlaging. Normaal gesproken heerst hiertussen een perfecte balans, nodig om aan alle eisen die aan het organisme worden gesteld te voldoen.

Divergentie, een ander mechanisme, zorgt ervoor dat signalen tegelijk naar een groot aantal hersengebieden worden gestuurd, bijvoorbeeld om bij gevaar op tijd tot een vecht- of vluchtreactie te komen. Door convergentie wordt pas tot actie overgegaan als er bijvoorbeeld drie of meer soorten prikkels (vaak vanuit diverse zintuigen) tegelijk worden aangeboden. Dit om te voorkomen dat er op basis van onvoldoende informatie wordt gehandeld.

Tenslotte is het informatief om te weten dat er integratie plaatsvindt van de prikkels van verschillende zintuigen. Deze worden gecombineerd teneinde de genoemde ‘kaarten’ zo volledig mogelijk te krijgen.

Deze opsomming van slechts enkele van de vele mechanismen die bij zintuiglijke prikkelverwerking betrokken zijn, dient om een indruk te geven van de complexiteit ervan. Die indruk maakt het gemakkelijker om in te zien hoe veel er voor nodig is om die processen perfect te laten verlopen en hoe weinig om ze te doen ontsporen. ‘Connectivity’, de wijze waarop informatie in de hersenen wordt overgedragen, is een snel groeiend onderzoeksterrein dat zeer veelbelovend lijkt voor de ontrafeling van een aantal mysteries rond het autisme.

Op deze plaats gaat het slechts om mankementen in deze processen die een verklaring bieden voor een deel van de zintuiglijke problemen van veel mensen met autisme.

Over- en ondergevoeligheid, modulatieproblemen
Mensen met autisme lijden opvallen vaak aan over- en/of ondergevoeligheid (responsiviteit).
Een van de vele stoornissen van de zintuigen betreft de modulatie (denk aan de volume- en hoog-laagknoppen van een geluidsinstallatie). Er worden meestal twee typen modulatiestoornisen onderscheiden:
overresponsiviteit, dat wil zeggen overdreven, snel beginnende en/of langdurige reacties op sensorische prikkels (zoals paniek door hard geluid)
onderresponsiviteit, dat wil zeggen geen weet hebben van, of vertraagde reacties op, sensorische prikkels (zoals de neiging tegen dingen op te botsen). (Ontleend aan Ben-Sasson et al.)

In het eerste geval zijn de neurologische drempels te laag, in het tweede te hoog. Deze drempels zijn hoger naarmate zenuwcellen meer stimuli nodig hebben om te reageren. Reageert het zenuwstelsel heel snel op een prikkel, dan ligt de drempel laag. Wij hebben een balans tussen laag en hoog nodig om genoeg gewaar te worden om bewust en attent te blijven, maar niet zo veel dat we overspoeld worden door teveel informatie.

Alle mensen kunnen worden getypeerd naar hun positie op twee dimensies: de hoogte van de zintuiglijke drempels en de mate waarin men de gevolgen daarvan actief compenseert.

Bij te weinig prikkels wegens een hoge drempel op zoek gaan naar meer prikkels, waaraan men ook plezier heeft, is een actieve strategie: sensatiezoeken.

Mensen die actief reageren op lage drempels kan men sensatiemijders noemen; zij vertonen vaak ritueel, aan regels gebonden gedrag waarbij zo veel mogelijk bekende, en zo weinig mogelijk onbekende prikkels worden toegelaten.

Wie passief reageert op hoge drempels en dus niet op zoek gaat naar meer prikkels, komt ongeïnteresseerd en emotioneel vlak over en mist veel van wat er om hem heen gebeurt.

Kinderen die passief reageren op lage drempels en dus niets ondernemen tegen een overvloed aan prikkels, zijn snel afgeleid en hyperactief.

Als gezegd lijden mensen op het spectrum zeer vaak aan over- en/of onderresponsiviteit. Modulatieproblemen zijn bij kannerautisme duidelijk groter dan bij aspergerautisme en pdd-nos en variëren dus mee met de ernst van de stoornis. Dat geldt echter vooral voor overresponsiviteit. Voor onderresponsiviteit maakt het niet veel uit hoe ernstig het autisme is.

Misschien tegen de verwachting in, blijkt uit onderzoek  dat onderresponsiviteit bij autisme iets vaker voorkomt dan overresponsiviteit. Dat is vaker zo bij autistische kinderen en is extreem als ze tussen de 6 en 9 jaar zijn.

Als we niet verwachten dat hoge drempels wat vaker voorkomen, dan komt dat doordat mensen met lage drempels (die dus veel last kunnen hebben van teveel geluid, licht, geur en noem maar op) veel meer opvallen dan mensen die weinig van dergelijke prikkels merken. Bovendien: wanneer men maatregelen wil nemen om aan deze handicaps tegemoet te komen, gaat het eigenlijk altijd om bv. lawaai verminderen; voor meer lawaai zijn geen speciale maatregelen nodig.
Dat neemt niet weg dat de problemen van mensen met hoge drempels ernstig kunnen zijn en niet moeten worden onderschat. We noemden al dat wie passief reageert op hoge drempels en dus niet op zoek gaat naar meer prikkels, ongeïnteresseerd en emotioneel vlak overkomt en veel mist van wat er om hem heen gebeurt. Dat geldt voor veel autistische kinderen.

Wanneer men erg veel kan waarnemen, dus lage drempels heeft en daarvan gebruik kan maken, heet dat sensorische hypersensitiviteit of hypergevoeligheid. Zie daarvoor hier.

*

Dunn

Dunn, W., ‘Implementing neuroscience principles to support habilitation and recovery’. In: C. Christiansen & C. Baum (Eds.), Occupational therapy: Achieving human performance needs in daily living (p. 182-233). Thorofare, NJ: Slack, 1998
'Connectivity'
Zie de eerste alinea van Maximo, Jose O., Christopher L. Keown, Aarti Nair and Ralph-Axel Müller, ‘Approaches to local connectivity in autism using resting state functional connectivity MRI’ In: Frontiers of Human Neuroscience, published: 08 October 2013 doi: 10.3389/fnhum.2013.00605. 
Ben-Sasson
Ben-Sasson, Ayelet, Liat Hen, Ronen Fluss, Sharon A. Cermak, Batya Engel-Yeger, Eynat Gal, ‘A Meta-Analysis of Sensory Modulation Symptoms in Individuals with Autism Spectrum Disorders’, In: Journal of Autism Developmental Disorders 39(2009) 1(January) 1-11.
onderzoek
Ben-Sasson, Ayelet, Liat Hen, Ronen Fluss, Sharon A. Cermak, Batya Engel-Yeger, Eynat Gal, ‘A Meta-Analysis of Sensory Modulation Symptoms in Individuals with Autism Spectrum Disorders’, In: Journal of Autism Developmental Disorders 39(2009) 1(January) 1-11  en ook Rogers, Sally J. and Sally Ozonoff, ‘Annotation: What do we know about sensory dysfunction in autism? A critical review of the empirical evidence’, In: Journal of Child Psychology and Psychiatry 46 (2005)12, 1255–1268.
error: