Thema ‘trappen en gangen’

‘Trappen en gangen’ zijn een thema bij het hoofdstuk ‘bouwen en indelen’. (Zie aanbevelingen.)

Trappen en gangen en zijn in het algemeen een noodzakelijk kwaad. Overal waar de grond beperkt, duur of beide is en de ruimte-eisen dat vergen, is men gedwongen verdiepingen te stapelen en worden deze bijna altijd door middel van trappen verbonden. Ook gangen zijn moeilijk weg te denken, hoewel deze – mits men voldoende gemotiveerd is – wat gemakkelijker te vermijden zijn.

Trappen en gangen zijn ruimten die dienen om een bestemming te bereiken, doorgangsroutes die zelf geen bestemming zijn. De meeste mensen kunnen ze gedachteloos gebruiken, maar veel mensen met autisme kunnen dat niet. Zij merken de afmetingen, de materialen, de belichting en de geluiden veel sterker op en ervaren deze gemakkelijk als drukkend, pijnlijk of angstwekkend. Trappen en gangen zijn de plaatsen waar ze verdwalen, waar ze ongewild in – al dan niet lichamelijk – contact met anderen kunnen komen en waar een aantal van hun zintuigen – waaronder het evenwichtsorgaan – op de proef worden gesteld.

We bespreken achtereenvolgens kort de fysiek-visuele, de zintuiglijke en de sociale aspecten van trappen en gangen.

Fysieke en visuele structuur
Een goede fysieke en visuele structuur is wat de auteurs van de kernliteratuur bovenaan hun lijst van eisen zetten voor ruimten waarin mensen met autisme wonen, leren en werken. Dat is omdat ze moeite hebben zich te oriënteren, mede veroorzaakt doordat ze zich vaak blind staren op details en moeite hebben het geheel te zien: centrale coherentieproblemen. Trappen en gangen zijn daarbij extra problematisch omdat ze bijna per definitie onoverzichtelijk zijn en veelal een soort niemandsland vormen. Het algemene advies is daarom ze zo kort, zo breed en zo overzichtelijk mogelijk te houden, als ze tenminste niet geheel kunnen worden vermeden.

De Britse architect Simon Humphreys bijvoorbeeld heeft in Newcastle een school ontworpen waarin de onder- en bovenbouw gescheiden zijn door de schoolkantoren op de begane grond, gesitueerd rond een gemeenschappelijke binnenplaats die vanuit alle gangen en klaslokalen zichtbaar is en als constant referentiepunt dient.

In minder ideale omstandigheden kan de oriëntatie rond trappen en gangen worden geholpen met bewegwijzering, onderdeel van het thema visualisaties.

Behalve oriëntatie speelt ook het gevoel dat men bij een ruimte heeft een rol. McAllister & Maguire noemen dat ‘volumetric expression’. De ene ruimte ‘voelt’ beter, is bijvoorbeeld meer intiem dan de andere, afhankelijk onder meer van het volume van de ruimte: afstand van de muren, hoogte van het plafond, eventuele hoeken, etc. We gaan ervan uit dat deze aspecten intenser worden beleefd door mensen met dan door mensen zonder autisme; wat voor de laatsten alleen onprettig is kan voor de eersten heel angstig zijn.

Tot slot: als het donker is kunnen gangen en trappen extra griezelig zijn; een goede verlichting is daarom nodig.

Nissen en hoeken zijn ook een belangrijk punt: enerzijds vormen deze vaak een bron van onvoorspelbaarheid, zodat ze beter kunnen worden vermeden. Anderzijds kunnen sommige nissen en hoeken juist prettige schuilplaatsen vormen.

Zintuiglijke gevoeligheid
Zintuiglijke gevoeligheden stellen extra eisen aan gangen en trappen wat betreft lawaai en een teveel aan prikkels; men kan zich er ook gemakkelijk bezeren.
Vooral trappenhuizen zijn wegens hun constructie en gebruikte materialen vaak ‘noise-spaces’. Hinderlijk contactgeluid kan, zonder de juiste maatregelen ook optreden.

Problemen met visie (die onder mensen met autisme veel voorkomen) kunnen vooral bij het afdalen van trappen belastend en beangstigend zijn, zoals geïllustreerd in een van de expert-reacties op dit thema.

Andere overprikkeling kan gemakkelijk optreden als de wanden van gangen of trappen te druk of te kleurrijk zijn versierd.

Muren van trappen of gangen kunnen beter niet grof gestuct zijn of anderszins het gevaar met zich meebrengen dat men zich er extra pijn aan kan doen bij vallen of stoten.

Sociale aspecten
De sociale problemen die trappen en gangen kunnen opleveren doen zich bij uitstek voor op scholen waar grote hoeveelheden leerlingen zich op hetzelfde moment door te smalle gangen of te smalle en/of steile trappen moeten persen. Mensen met autisme worden dan veelal gedwongen met anderen te interacteren en in bepaalde mate te communiceren, iets dat onder normale omstandigheden per definitie een probleem voor hen is. Lichamelijk contact, dat voor velen zeer problematisch is, is daarbij vaak onvermijdelijk. In dit voorbeeld ligt tamelijk precies alles besloten dat dient te worden vermeden.

In alle gebouwen waar meerdere mensen zich tegelijk van de ene naar de andere – al dan niet gelijkvloerse – ruimte verplaatsen dienen trappen en gangen daarom, behalve zo kort mogelijk ook zo breed mogelijk te zijn. Veel narigheid wordt ook vermeden als er eenrichtingsverkeer mogelijk is.

In woningen waar men zelfstandig of met ouders woont komt het ook voor dat men elkaar op gang en/of trap tegenkomt (bij alleen wonen geldt dat voor bezoek) en is voldoende breedte eveneens een vereiste.

Trappen en gangen bevinden zich soms ook direct buiten de eigen woning, zoals bij galerijflats. Gedwongen lichamelijke nabijheid van buren is in dergelijke situaties een veel voorkomende klacht van veel mensen met autisme.

Concluderend is duidelijk dat trappen en gangen om tal van redenen erg problematisch kunnen zijn voor mensen op het spectrum. Sommige architecten gaan daarom zelfs zo ver ze waar mogelijk te vermijden, vooral in behandelhuizen en scholen. (Zie aanbeveling 62, school.)
Tot slot is het de moeite waard om kennis te nemen van de reactie van drie autisme-experts op dit thema.

*
McAllister & Maguire

McAllister, Keith and Barry Maguire, ‘Design considerations for the autism spectrum disorder-friendly Key Stage 1 classroom’, In: Support for Learning 27(2012)3, 103-112.
error: