De behoeften van het kind bepalen bij voorkeur de woonlocatie

De behoeften van het kind bepalen bij voorkeur de woonlocatie

Aanbeveling 2
Kies in het algemeen enerzijds op basis van leeftijd en anderzijds op basis van de verwachte vervolgsituatie; kies in het bijzonder op basis van zijn/haar individuele behoeften

Hoofdstuk (thema)
Locatie (locatie)

Wegens
een zeer breed scala aan autistische (waaronder zintuiglijke), en ego-beperkingen

Teneinde
over- en ondervraging te voorkomen.

Uitwerking
Voor gezinnen is het zeldzaam dat een locatiekeuze voor een woning geheel of overwegend op de behoeften van het autistische gezinslid berust. Dat is echter geen reden om er geen aanbevelingen over te doen, al kunnen die soms maar heel gedeeltelijk worden opgevolgd.

Een goede balans vinden en houden tussen teveel en te weinig eisen, tussen uitdagen en beschermen ofwel over- en ondervragen is een van de meest centrale opgaven voor opvoeders, zie dilemma’s).
Zoals in het thema ‘locatie’ wordt besproken, wordt op veel plaatsen in de autismehulpverlening gekozen voor een zo normaal mogelijke omgeving; alleen als dat niet kan, wordt daarvan afgeweken.

Elk kind met autisme is anders, zodat ouders steeds met zijn of haar individuele mogelijkheden en beperkingen rekening zullen houden.
Wat de grote lijn betreft stelt de leeftijd eigen eisen. Hoe jonger de kinderen zijn hoe belangrijker een rustige, veilige, prikkelarme omgeving is. De uitdaging zit onder andere in fietspaden en voetbalveldjes in de buurt. Ook is, zo mogelijk, een flinke tuin om te spelen en andere kinderen in uit te nodigen (zie aanbeveling 12) aan te bevelen. Op jongere leeftijd ervaren kinderen veel stress en hebben ze nog veel te leren over het dagelijks leven en de sociale omgang met diverse mensen en rollen. Fysieke activiteit helpt om spanningen te verminderen.

Bij tieners en adolescenten is vooral een woonwijk met goed openbaar vervoer, recreatie en winkels in de buurt van belang. Uitdagingen vinden ze dan gemakkelijker buiten de deur in een baantje, vrijetijdsbesteding, winkels, restaurants en wat dies meer zij.

Een andere algemene overweging is het toekomstperspectief. Verwacht men dat het kind later in staat is een zelfstandig leven te leiden als ieder ander, dan zal het zich in een alledaagse omgeving moeten leren handhaven. Dit geldt – zie de voorgaande alinea – sterker naarmate het kind ouder is.

Individuele eigenschappen waarmee bij de locatiekeuze rekening gehouden kan of moet worden, bestrijken drie globale terreinen waarop zich bij mensen met autisme problemen voordoen.
Enerzijds is het denkbaar dat oriëntatieproblemen nauwelijks of geen rol spelen, zodat de overzichtelijkheid van de woonomgeving geen punt is; anderzijds kunnen ze zo extreem zijn dat een alleenstaand huis zonder omringende bebouwing de beste oplossing is. Uiteraard ligt dit voor bijna iedereen ergens tussen deze extremen in.

Onder de zintuiglijke problemen zijn die van lawaai over het algemeen het grootst. Binnenlawaai doet zich vaker voor in flats en andere woningen die deel uitmaken van een groter complex. Het buitenlawaai is uiteraard afhankelijk van de geluidsniveaus die buiten de woning gelden maar ook van de geluidsisolatie van de woning. Ook hier is een van de extremen een alleenstaand huis buiten gehoorsafstand van alles en iedereen. In individuele gevallen kunnen ook andere zintuigen de grootste problemen geven, zo kan men bijvoorbeeld extreem overgevoelig zijn voor geuren die bepaalde landelijke of juist industriële gebieden uitsluiten als vestigingsplaats.

Sociale problemen, vooral voortvloeiend uit interactie– en communicatieproblemen, doen zich uiteraard meer voor op plaatsen waar de bevolkingsdichtheid groter is en buren het moeilijkst te ontlopen zijn. Mogelijkheden voor afgrenzing winnen onder dergelijke omstandigheden aan belang; zie het betreffende thema.

error: