Leefgeluiden

Aanbeveling 108
Alledaagse maatregelen om de productie en overdracht van leefgeluiden te verminderen

Hoofdstuk (thema)
Inrichting (lawaai en akoestiek)

Wegens
zintuiglijke gevoeligheid, Centrale coherentie, beperkt voorstellingsvermogen

Teneinde
geluidsoverlast te verminderen.

Uitwerking
Zoals vrij uitvoerig besproken onder het thema lawaai en akoestiek, vormt lawaai een van de, zo niet de belangrijkste zintuiglijke belasting. Dat geldt al voor kinderen met een normaal gehoor, maar uiteraard extra sterk voor kinderen met autisme met speciale gevoeligheden. Van hen is ongeveer de helft overgevoelig voor geluiden, ongeveer een derde is bang voor bepaalde geluiden, (zoals hoge stemmen) en nog wat meer hebben een merkwaardige interesse voor bepaalde geluiden (zoals bij het schudden van een fles of doos). (Zie het Chinese onderzoek in het thema geluid.)

Een relatief groot aantal aanbevelingen heeft op de bestrijding van lawaai betrekking, waaronder twee in dit hoofdstuk over inrichting. De andere is de zusteraanbeveling van 107 die over nagalm gaat. (Zie context kind thuis.) Deze vormen een aanvulling op de aanbevelingen in het hoofdstuk Bouwen en indelen, waar de structurele maatregelen ter sprake komen.

Geluidshinder is vooral bij kinderen niet louter een kwestie van teveel lawaai ten opzichte van hun tolerantie ervoor. De overlast wordt versterkt door verwarring erover. Een beperkt begrip van oorzaak en gevolg, waarschijnlijk wegens een gebrekkige Centrale coherentie, weet men de aard en herkomst van geluiden slecht te plaatsen. Ook weet men slecht raad met tegelijk hoorbare verschillende geluiden of die nu van binnen of van buiten komen. Het anticiperen op geluiden kan eveneens moeilijk zijn, zodat men er geregeld door wordt overvallen.
Als het geluid zelf niet voldoende kan worden bestreden, kunnen opvoeders hun kinderen helpen het te benoemen en te plaatsen.

Het gaat hier om leefgeluiden die door gezinsleden worden voortgebracht. (Overlast van apparaten en installaties wordt in het gelijknamige hoofdstuk behandeld. Zie aanbevelingen 133, 138, 141, 148.)

Behalve de onderstaande inrichtingstips ligt het voor de hand dat veel storende leefgeluiden (luide muziek of spraak, met de deuren slaan, luidruchtig knutselen) door huisgenoten kan worden vermeden. Ook kan het autistische kind zich hiertegen afschermen in een eigen ruimte of dmv. oordopjes, oortjes of koptelefoons. (Zie aanbeveling 109 in de context school.)      

Alledaagse inrichtingsmaatregelen tegen leefgeluiden zijn onder andere:

  • deurveren of deurrubbers tegen dichtslaande deuren
  • plastic nopjes en dergelijke in de sponning van kastdeuren
  • vilt onder tafel- en stoelpoten
  • ladegeleiders
  • vermijding van metalen meubelen
  • vermijding van drangers op deuren van ziftslaapkamers.
error: